Chaplain geschiedenis

Net als nu maakte ook tijdens de WWII de vrijheid van godsdienst deel uit van de filosofie van de Amerikaanse regering. Om de soldaten te voorzien in hun religieuze en spirituele welzijn werden er chaplains getraind. Deze kregen de verantwoordelijkheid om de soldaten te ondersteunen in hun persoonlijke ontwikkeling op het gebied van individuele trots, moreel en zelfrespect. Dit was zeer belangrijk in de militaire organisatie.

De chaplain leidde ook regelmatig religieuze diensten en was vanzelfsprekend aanwezig bij doop, huwelijk en begrafenis ceremonies. Zijn belangrijkste bijdrage lag in de nauwe en persoonlijke contacten met de soldaten, maar ook met de top in het leger.

Chaplains waren overal aanwezig: op trainingslocaties, schietbanen, ziekenhuizen en ook aan het front (ongewapend) om bij de stervende soldaten in hun laatste minuten te zijn. Dit gaf dan ook het risico dat er regelmatig chaplains gewond raakte of ook omkwamen. Omdat aan het front de aanwezigheid van de chaplains beperkt was, dienden zij ook in elkaars religie wanneer de soldaat een ander geloof aanhing als de chaplain zelf. Tijdens hun  opleiding hadden de chaplain kennis gemaakt met de verschillende religies zodat ze ten allen tijde een ieder konden bedienen in zijn eigen religie.

Tot de aanval op Pearl Harbor door Japan in december 1941, waren er binnen het Amerikaanse leger 242 chaplains. Dit aantal groeide tot 8896 chaplains in mei 1945, waarvan er 2796 in Europa gestationeerd waren. Het doel qua bezetting was 1 chaplain op 1000 soldaten voor het leger.